Het huis van toen
- poëzie
- sep 28, 2013
- 0 Comments
Het huis van toen heeft nevelige kamers.
Behangen met gedachten van een kind.
Verlangen en vertrouwen staat er op de deuren.
Betovering en waar je fantasieën vindt.
En in die kamers mocht ik wonen.
Hier stond een hut, een zandbak in de hoek.
Dáár knielde ik neer bij een gewonde vlinder.
En dáár een boerenbonten doek.
Een and’re kamer ga ik binnen.
Ik snuif de geur van phloxen op.
Een berk staat in de hoek en zorgt voor schaduw,
een briesje vaart er door zijn top.
Er is daar ook een mogen-kamer,
gevuld met wolken en met lach.
Mijn poppen mogen daar vrij lopen
en op de schommel mag ik elke dag.
Nu word ik moe van al dat peinzen.
M’n rode schoentjes moeten uit; ik trèk
en loop de trap op naar de zolder.
Naar mijn bemoste kussen en mijn sterrendek.